Rijbewijzen Groep 1:
Iemand die een TIA of herseninfarct heeft gehad, mag gedurende twee weken na de uitvalverschijnselen niet autorijden. Indien er na die twee weken geen met de rijgeschiktheid interfererende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn, mag de persoon het autorijden weer hervatten, zonder termijnbeperking. Voorwaarde is wel dat hij of zij met adequate secundaire preventie wordt behandeld. Om dit netjes vast te leggen wordt geadviseerd de ‘beroertevragenlijst’ te gebruiken.
Rijbewijzen Groep 2:
Iemand die een TIA of herseninfarct heeft gehad, mag gedurende vier weken na de uitvalverschijnselen niet autorijden. Indien er na die vier weken geen met de rijgeschiktheid interfererende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn, mag de persoon het autorijden weer hervatten, zonder termijnbeperking. Voorwaarde is wel dat hij of zij met adequate secundaire preventie wordt behandeld. Om dit netjes vast te leggen wordt geadviseerd de’ beroertevragenlijst’ te gebruiken.
Zijn er na die 2 (of 4 voor groep 2 rijbewijzen) weken nog wel restverschijnselen (zoals krachtsverlies in een arm of been, problemen met het zicht of cognitieve beperkingen) dan mag de patiënt 3 maanden niet rijden.
Wil de patiënt na 3 maanden het autorijden weer hervatten én hij/zij heeft nog restverschijnselen, dan moet de patiënt een ‘Eigen verklaring’ invullen (1).
Als de patiënt één of meer vragen op de ‘Eigen verklaring’ met 'ja' heeft beantwoord, kan hij/zij naar een (huis)arts voor een keuring (2). De (huis)arts maakt een aantekening op de ‘Eigen verklaring’ van de patiënt. De aantekening beschrijft de aard en ernst van de aandoening. Naast de aantekening op de ‘Eigen verklaring’ kan de (huis)arts ook de specifieke ‘beroerte vragenlijst’ invullen. Deze dient als hulpformulier bij de ‘Eigen verklaring’.
De patiënt stuurt de ‘Eigen verklaring’ en eventueel het hulpformulier naar het CBR (3).
Bij bepaalde beperkingen heeft het CBR een rapport nodig van een medisch specialist. Als dat het geval is krijgt de patiënt van het CBR een verwijsbrief (4). De medisch specialist onderzoekt de patiënt en geeft in een rapport een advies over de rijgeschiktheid. De specialist stuurt het rapport naar het CBR.
Een arts van het CBR bekijkt op basis van de ‘Eigen Verklaring’ en informatie van de medisch specialist of een rijtest nodig is. Is dat het geval? Dan krijgt de patiënt hiervoor een uitnodiging (5). De rijtest is niet vrijblijvend. Zonder rijtest kan het CBR niet beslissen of de patiënt een rijexamen mag doen of het rijbewijs mag houden of verlengen. Bij een positieve rijtest is de maximale geschiktheidstermijn vijf jaar.
Is er sprake van restloos herstel, dan is er geen rapport of keuring van een medisch specialist nodig, maar kan u als huisarts de beroertevragenlijst invullen. Deze kan samen met de Eigen verklaring opgestuurd worden naar het CBR.
