Onder “lijkvinding” wordt verstaan: Het vinden van een lijk waarvan de datum of plaats van overlijden onbekend is. Wanneer er sprake is van lijkvinding kan de huisarts bij twijfel de forensisch geneeskundige inschakelen, die de verdere procedure zal afhandelen. Tijd van laatste contact met patiënt is niet van belang.
Bij de overtuiging dat er sprake is van een natuurlijk overlijden bij een lijkvinding mag de huisarts de overlijdensverklaring afgeven zonder overlijdensdatum. De aangifte van overlijden dient dan wettelijk te gebeuren door een Hulp Officier van Justitie (dit is een politieofficier). Indien de HOvJ niet precies weet wat te doen, kan er overleg plaatsvinden met de forensisch arts. Deze adviseert normaliter de datum van schouwen in te vullen. Telefonisch contact kan rechtstreeks via de meldkamer van politie (0900-8844).
Als de huisarts niet overtuigd is van een natuurlijk overlijden dan dient hij de dienstdoende forensisch geneeskundige (Telefoon: 088-8805012) van de GGD Zuid-Limburg te waarschuwen (art. 7 wet op de lijkbezorging). Zij nemen dan de casus over.
Identiteit overledene
Meestal is de identiteit van de overledene bekend of kunnen nabestaanden of verzorgende de personalia verschaffen. Voor de verklaring van overlijden zijn de naam, de voluit geschreven voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats en de laatste woonplaats nodig. Kunnen de nabestaanden of verzorgende deze gegevens niet verschaffen, dan moet de identiteit worden vastgesteld aan de hand van identiteitspapieren (geldig paspoort, ID-kaart, rijbewijs of bromfietsbewijs).
Indien de identiteit van een slachtoffer niet vaststaat, zal meestal aan punt 1.3 niet voldaan kunnen worden. In dit geval dient de forensisch geneeskundige ingeschakeld te worden.