Print deze werkafspraak

Spirometrisch Onderzoek | Werkinstructie

Inleiding

Spirometrie is een functietest van het ademhalingsstelsel die in de huisartspraktijk vooral wordt gebruikt om bronchusobstructie te meten. Het onderzoek kan worden verricht:  

  • Om diagnostische redenen, is er een obstructie en zo ja; in welke mate?   

  • Om in het geval van een obstructie de reversibiliteit hiervan vast te stellen.  

  • Om het effect van behandeling te monitoren.   

In deze instructie staat de uitvoering voor het spirometrisch onderzoek in de huisartspraktijk omschreven.   

Het onderzoek

  • Volg bij het uitvoeren van het onderzoek de regels omtrent COVID van CAHAG.  

  • Leg de patiënt uit wat je gaat doen. Zie ook de Uitleg spirometrisch onderzoek.  

  • Laat de patiënt goed recht op de stoel zitten, beide voeten op de grond en rug tegen de leuning (bij adipositas longfunctie staand meten: let op syncope bij staand blazen!). 

  • Zet de neusklem op bij de patiënt. Gebruik bij iedere patiënt een nieuwe neusklem.   

  • Laat de patiënt de koker van de meter in de mond nemen en daarbij tanden en lippen goed om de koker sluiten.   

  • Laat de patiënt een paar keer rustig in- en uitademen.   

  • Dan maximaal diep inademen → zo krachtig en volledig mogelijk uitblazen → vervolgens op het teken van de POH/ assistente weer zo krachtig en volledig mogelijk diep inademen.   

  • Geef herhaaldelijk korte commando’s aan de patiënt zoals “uit”, “ga door”, “in”, et cetera.  

  • Let op handhaving van de rechte houding   

  • Let op voldoende inspanning voor volledige uit- en inademing   

  • Let op vermoeidheid en/ of duizeligheid bij de patiënt   

  • Herhalen totdat 3 acceptabele manoeuvres en een reproduceerbare test zijn verkregen. Dit in maximaal 8 pogingen   

  • Na iedere acceptabele meting op “accepteer + volgende klikken”.   

  • Niet-acceptabele testen verwerpen.   

  • Bij minimaal 3 acceptabele metingen en een reproduceerbare test op ‘accepteer + gereed’ klikken. Indien dit niet mogelijk is, goed omschrijven waarom het niet is gelukt. Heeft de patiënt zich wel maximaal ingezet?  

  • Resultaten printen.  

  

Observeer patiënt tijdens manoeuvre  

  • Positie mondstuk (tussen tanden en lippen).   

  • Geen luchtlekkage langs mondstuk.  

  • Handhaving rechtop zittende houding.  

  • Voldoende inspanning wat betreft volledige uit- en inademing.  

Contra-indicaties

Absoluut:  

  • Myocardinfarct < 1mnd geleden.  

  • Oogoperatie < 6wk geleden. 

  • Buikoperaties < 6wk geleden.  

  • Na thoraxchirurgie < 6wk geleden.  

  • Na doorgemaakte infectie met COVID-19 < 6wk geleden.  

  

Relatief:  

  • Pijn op de borst of in de buikstreek.  

  • Pijn in of aan de mond/gezicht. 

  • Stress-incontinentie.  

  • Verwardheid en dementie.   

  • Recente exacerbatie < 6wk geleden.  

Voorwaarden

Als de diagnose astma nog moet worden gesteld is het van belang dat, voorafgaande aan het onderzoek, wordt gestopt met bronchusverwijdende medicatie om zo een eventuele reversibiliteit vast te kunnen stellen:   

  • 8 uur van tevoren geen kortwerkende bronchusverwijders.   

  • 12 uur van tevoren geen langwerkende bèta-mimetica m.u.v. indacaterol dat 24 uur van te voren dient te worden gestaakt.   

  • 24 uur van tevoren geen tiotropium.  

  • Indien het gaat om een evaluatie van de ingestelde therapie kan de medicatie gewoon worden gecontinueerd. Dit dient te worden genoteerd.  

Reversibiliteitsmeting

  • Reversibiliteitsmeting:   

  • In de diagnostische fase dient altijd een reversibiliteitsmeting verricht te worden.  

  • Bij follow-up van de patiënt dient de reversibiliteit steeds te worden gemeten bij patiënten die geen of slechts incidenteel inhalatiemedicatie gebruiken. Bij chronisch gebruik van inhalatiemedicatie kan de reversibiliteitstest achterwege blijven en wordt de test uitgevoerd met gebruik van eigen medicatie.   

  • Patiënt 4 puffen salbutamol 100 microgram laten inhaleren met voorzetkamer, met tussenpozen van 30 seconden (als patiënt bekend is met HVZ en/of een bètablokker gebruikt, wordt in plaats van salbutamol de voorkeur gegeven aan ipratropiumbromide 20 microgram, ook 4 puffen).   

  • Patiënt 15 minuten in de wachtkamer laten zitten, bij gebruik van ipratropiumbromide 30 minuten.   

  • Onderzoek opnieuw herhalen conform bovenstaande instructie en op ‘post’ klikken.   

  • Uitslag uitprinten en eventueel bespreken met behandelend arts.  

  

Diagnostisch Schema  

  • Spirometrisch aangetoonde reversibiliteit  

(FEV1-toename met ≥12% én ≥ 200 ml) 

óf  

  • Spirometrisch aangetoonde variabiliteit   

(FEV1-verschil ≥ 12% én ≥ 200 ml tussen 2 metingen na ≥ 4 weken en binnen 1 jaar, ‘hoogste versus laagste’.   

óf  

  • Bronchiale hyperreactiviteit op basis van een positieve histamine- of metacholine- provocatietest.  

Interpretatie Reversibiliteitsmeting

Er is sprake van significante reversibiliteit als de FEV1 ≥ 12% verbetert ten opzichte van de uitgangswaarde. Of een test acceptabel is, kan worden beoordeeld aan de inzet van de patiënt en het verloop van FV- en VT-curve.   

1) Conform de regels van de ERS zijn testen reproduceerbaar als bij 3 acceptabele metingen de hoogste en de op één na hoogste FEV1- en FVC-waarden < 150 ml t.o.v. elkaar verschillen. Bij een FVC < 1 liter mag dit verschil maar mag dit verschil maar <100 ml zijn.  

Variabiliteit in FEV1 (zie ook CAHAG over Variabiliteit)

Een praktische extra diagnostische tool, bij het ontbreken van reversibiliteit, is het bepalen van variabiliteit in FEV1 (verschil van 12% en 200 ml tussen twee opeenvolgende metingen). Door een initieel normale spirometrie te herhalen bij klachten kan variabele luchtwegobstructie worden aangetoond en een verwijzing naar de 2e lijn voor een provocatietest mogelijk worden voorkomen. Echter, variabiliteit is per definitie minder betrouwbaar dan aangetoonde reversibiliteit of een positieve histamine-/metacholine-provocatietest.  

  

Soms is bij een spirometrie geen sprake van reversibiliteit, maar wel van variabiliteit. We spreken van variabiliteit als een FEV1 toe- of afname van ≥ 12 % én ≥ 200 ml te zien is tussen twee spirometrie-uitslagen die op verschillende momenten afgenomen zijn. Afhankelijk van de ernst van de klachten en de ervaren last van de patiënt, kunt u kiezen om de spirometrie zelf te herhalen om variabiliteit vast te stellen of om de patiënt te verwijzen naar de longarts voor verdere diagnostiek.   

Om de variabiliteit te berekenen vergelijkt u twee goed geblazen afzonderlijke spirometrietesten die binnen een periode van maximaal 1 jaar zijn afgenomen.   

  

U berekent het absolute verschil tussen de hoogste en de laagste FEV1-waarde van deze twee spirometrie-uitslagen. Vervolgens vergelijkt u dit verschil ten opzichte van de absolute waarde van de laagste FEV1 (baseline) van deze twee spirometrie-uitslagen.  

Restrictie wordt waarschijnlijk bij een te grote FVC. Hiervoor moet je kijken naar de Z-score.  

Zie onderstaand schema voor de interpretatie van Z-scores. Dit is een voorbeeld van het zogenaamde ROER-schema. De E staat hierin voor Ernst, en dat is vooral relevant voor COPD.   

 

 

Informatiesheet van dit document

Naam Document: 

Werkinstructie Spirometrisch Onderzoek

Versie:

1.1

Laatst bijgewerkt: 

2 augustus 2022

Revisiedatum: 

2 augustus 2024

Vragen over dit document?

ketenzorg@hozl.nl